Zich afdrogende vrouw 1 - Gedicht

* * * *
Wanneer alle vuil door het putje
Van de douche is weggestroomd
En ik met een rafelige handdoek
Waarvan draadjes trekken tussen mijn billen
Mijn huid opruw
En net niet onfatsoenlijk val
Op de rotsachtige punten van de badkamervloer
Staat de GFT wagen al
Voor mijn huis te toeteren.
De bevroren knoppen van de appelboom
Gehakseld tot appelboomknoppenmoes
Gaan naar de tuin van de burgemeester.
Mijn sokken liggen netjes opgevouwen
In de kast, mijn trui
Is al aan het ontbijten.
Er wordt verwacht dat ik vandaag
De crisis ga oplossen
Maar ik ga vliegeren
En knip ondertussen de kantjes van het gras.
De burgemeester houdt schone voeten
Op de appelboomknoppenmoes
Ik niet op het gras.

Judith Walboomers, maart 2013